Epipremnum en Scindapsus behoren tot de populairste kamerplanten die er zijn.
Ze zijn makkelijk in onderhoud, groeien snel, laten zich eenvoudig vermeerderen en bestaan in een enorme hoeveelheid soorten en cultivars. Juist daarom worden ze vaak met elkaar verward – soms worden ze zelfs onder dezelfde of onjuiste namen verkocht.
Beide geslachten zijn afkomstig uit de tropische gebieden van Zuidoost-Azië, Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea en omliggende eilanden, waar ze als klimmende lianen in regenwouden groeien. In de natuur groeien ze niet als struiken uit de grond, maar maken ze gebruik van bomen en rotsen, waarlangs ze met behulp van luchtwortels omhoog klimmen.
Een beetje botanische geschiedenis en naamverwarring
Het geslacht Epipremnum werd in de 19e eeuw beschreven door de Oostenrijkse botanicus Heinrich Wilhelm Schott, specialist in planten uit de aronskelkfamilie (Araceae). In die tijd waren echter niet alle ontwikkelingsstadia van deze planten bekend – vooral de volwassen bloeiende vormen, die in de natuur maar zelden voorkomen.
Dit leidde lange tijd tot een verkeerde botanische indeling. De bekendste soort, tegenwoordig bekend als Epipremnum aureum, werd oorspronkelijk beschreven als Pothos aureus en later zelfs ondergebracht bij het geslacht Scindapsus. Pas na gedetailleerd onderzoek van volwassen planten en hun bloemen werd bevestigd dat deze soort tot een apart geslacht, Epipremnum, behoort.
Het geslacht Scindapsus werd wel afzonderlijk beschreven, maar vanwege het zeer vergelijkbare uiterlijk van de bladeren werd het lange tijd verward met Epipremnum – niet alleen door kwekers, maar ook in vakliteratuur.
Deze historische onnauwkeurigheden zijn ook terug te zien in de volksnamen, waarin tot op de dag van vandaag verwarring bestaat. De planten worden vaak pothos, potos of klimplant genoemd. De naam pothos is historisch ingeburgerd voor Epipremnum – het echte geslacht Pothos bestaat wel, maar wordt nauwelijks als kamerplant gekweekt.
Wat hebben Epipremnum en Scindapsus gemeen
Beide geslachten behoren tot de aronskelkfamilie (Araceae) en gedragen zich binnenshuis zeer vergelijkbaar:
- ze vormen lange scheuten met luchtwortels
- ze kunnen hangend groeien of langs een steun klimmen
- ze reageren zeer goed op veen- of mosstokken
- ze kunnen worden gekweekt in klassiek substraat of in semihydroponie
Hoe herken je het verschil?
Op het eerste gezicht lijken ze sterk op elkaar, maar bij nader inzien zijn de verschillen duidelijk.
Epipremnum: snelle groei en enorme variatie
Epipremnum biedt een ongelooflijke variatie aan vormen, kleuren en bladgroottes. Kenmerkend zijn de gladde, glanzende tot licht leerachtige bladeren en de zeer snelle groei. Onder goede omstandigheden vormt de plant in korte tijd lange scheuten en aanzienlijk grotere bladeren.
Populaire soorten en cultivars:
- Epipremnum aureum (Golden, Marble Queen, Snow Queen, N’Joy, Pearl and Jade)
- Epipremnum Neon
- Epipremnum Manjula, Jessenia, Global Green
- Epipremnum pinnatum (Cebu Blue, Albo Variegata, Skeleton)
- Epipremnum amplissimum, giganteum
Bij bontbladige cultivars geldt: hoe meer licht, hoe uitgesprokener de bladtekening. Bij te weinig licht worden de bladeren groener.





Scindapsus: textuur, zilver en elegantie
Scindapsus herken je aan de stevigere, dikkere bladeren die vaak een zilvergrijze tekening hebben. Het bladoppervlak is meestal mat tot fluweelachtig, wat de plant een zeer elegante uitstraling geeft. Scindapsus groeit doorgaans langzamer dan Epipremnum, maar oogt compacter en decoratiever.
Bekende soorten:
- Scindapsus pictus (Argyraeus, Exotica, Silvery Ann)
- Scindapsus treubii (Moonlight, Dark Form)
Scindapsus houdt van stabiele omstandigheden en waardeert meestal een hogere luchtvochtigheid.


Verzorging zonder gedoe
- Licht:
Ze verdragen halfschaduw, maar groeien het best op een lichte plek met indirect licht. - Water geven:
Laat het substraat tussen gietbeurten opdrogen. - Substraat:
Luchtig en goed doorlatend (aroïden-substraat / mineraal substraat – semihydroponie). - Luchtvochtigheid:
Normale kamerlucht is voldoende, hogere luchtvochtigheid is een plus.
Het zijn ideale planten voor mensen die af en toe vergeten water te geven. Bovendien zijn ze makkelijk te vermeerderen, vergeven ze verzorgingsfouten en zien ze er snel goed uit.
